Het past dan ook, dat ik als collega-missiesecretaris en
medewerker diaconie de zin voorgelegd heb gekregen: “Vanuit de katholieke
geloofsgemeenschap moeten we praktisch betrokken blijven bij vluchtelingen en
milieu, omdat …”
Je kan hierop heel ingewikkelde en doorwrochte antwoorden geven,
maar ik houd het graag eenvoudig. Dat blijft makkelijker hangen, de uitvoering
in de praktijk is al moeilijk genoeg. Mijn antwoord is kort en bondig: “Vanuit
de katholieke geloofsgemeenschap moeten we praktisch betrokken blijven bij
vluchtelingen en milieu, omdat …deze werken van barmhartigheid niet alleen een
dienst aan mensen zijn, maar ook aan God.”
Ik wil dit antwoord toelichten met behulp van drie
Afrikaanse hongerdoeken. Hongerdoeken, omdat deze geloofsdoeken bekend zijn bij
veel MOV-groepen, maar naar mijn mening te vaak alleen als kunstwerk aan de
muur hangen. De verbeelding op de doek wordt te weinig gezien als een
uitnodiging tot dialoog en daarmee tot reflectie en aansporing tot actie. En
Afrikaanse hongerdoeken, omdat Ina’s missionaire hart in Afrika ligt.
Hongerdoek ‘God onder ons’
In 2011 verscheen de hongerdoek ‘God onder ons’, gemaakt
door de Togoleze kunstenaar Sokey Edorh. Edorh verbeeldt op deze doek het
verhaal van het Laatste Oordeel uit Mt. 25 in de context van een Afrikaanse
sloppenwijk. Allerlei elementen uit dit verhaal zijn met enig speurwerk te
herkennen. De rechterstroon, de bokken en de schapen, de hongerigen te eten
geven, de dorstigen laven, de zieken bezoeken, de naakten kleden, de gevangenen
bezoeken en de vreemdeling opnemen. In het bijbelverhaal van Matteus gaat het
om heel concrete, persoonlijke handelingen die te maken hebben met het leven
van alledag en inspelen op basisbehoeften van mensen: water en voedsel,
kleding, een dak boven je hoofd en aandacht. Edorh neemt de vrijheid om niet
alleen individuele handelingen uit te beelden, maar soms ook collectieve en
meer structurele varianten: de vrouwen die het land bewerken, de vrouw met de
waterkar, de gezondheidskliniek, de wever met zijn weefgetouw. En hij breidt
het aantal werken van barmhartigheid uit. De traditie had al als zevende werk
de doden begraven toegevoegd, verscholen herkenbaar in een rouwstoet. Edorh
vindt het van belang, dat kinderen kind mogen zijn, dat zij mogen spelen en
goed onderwijs ontvangen. Je kunt dan ook op verschillende plekken spelende en
lerende kinderen ontdekken.
Deze hongerdoek nodigt uit om na te denken over andere
eigentijdse werken van barmhartigheid. Het lijkt wel, of paus Franciscus
daarnaar geluisterd heeft. In zijn Boodschap voor de Wereldgebedsdag voor het
behoud van de schepping op 1 september 2016 stelde hij als achtste werk voor
het behoud van het gemeenschappelijk huis. Ik citeer: “Als geestelijk werk van
barmhartigheid, vraagt het behoud van het gemeenschappelijk huis “een erkentelijke
beschouwing van de wereld”, die “het ons mogelijk maakt door ieder ding een
onderricht te ontdekken dat God ons wil meedelen”. Als lichamelijk werk van
barmhartigheid, vraagt het behoud van het gemeenschappelijk huis de “eenvoudige
dagelijkse gebaren, waarbij wij de logica van geweld, uitbuiting, egoïsme
doorbreken (...) en het wordt zichtbaar in alle handelingen die een betere
wereld trachten op te bouwen.” Einde citaat. De paus ziet dus de inzet voor het
milieu evenzeer als een werk van barmhartigheid als de opvang van
vluchtelingen.
Kijken we met dit inzicht nog eens naar de hongerdoek dan
valt mij op, dat vanuit de blauwe hemel en de duif een door het Goddelijk licht
beschenen driehoek te zien is, waarbinnen een aantal werken van barmhartigheid
gesitueerd zijn. Het gaat daarbij vooral om de hongerigen te eten geven, de
dorstigen te drinken geven, de zieken bezoeken en de naakten kleden. Het zal
toeval zijn, maar deze werken van barmhartigheid vormen wel de kern van het
traditionele Missie en Ontwikkelingswerk. De meeste Vastenactie- en
Adventsactieprojecten bewegen zich op deze terreinen. Ook buiten de oplichtende
driehoek herkennen we een aantal werken van barmhartigheid, waardoor we God
kunnen ontmoeten. Laten de opvang van vluchtelingen en het milieu nu net aan de
randen van de doek gesitueerd zijn, resp. rechtsboven bij de bootjes en
linksboven bij de olie-installaties en het oerwoud dat daardoor verdrongen
wordt. Beleid moet je niet op een toevallige hongerdoek baseren. Liefde moet
georganiseerd worden, heb ik geleerd uit ‘Deus Caritas Est’. Dat geldt ook voor
de liefdewerken van de vluchteling opvangen en de zorg voor de schepping, ons
gemeenschappelijk huis. Het is voor mij alleen de vraag, of je die werken van
barmhartigheid moet toewijzen aan de parochiële MOV-groepen. Juist op het
niveau van de fusieparochies zouden die taken ook kunnen worden opgepakt door
mensen, die in het bijzonder geraakt worden door deze noden.
Hongerdoek ‘Behoud de schepping’
De hongerdoek ‘Behoud de schepping’ is nog twee jaar ouder
en gemaakt door de Nigeriaanse kunstenaar Tony Nwachukwu. De doek bestaat
grofweg uit vier beeldvlakken. Een donker bruinblauw vlak linksonder met een
angstig kind op een chemisch vat in een rivier. Daarboven een lichtbeige vlak
met een arm met uitgestoken vinger, die raakt aan de handvat van een boekrol.
Rechtsboven een wit vlak met een uitgerolde Thora-rol, waarop allerlei
afbeeldingen uit het scheppingsverhaal staan. En rechtsonder een groen vlak met
zes mensen uit verschillende continenten. Elke persoon heeft een gave bij zich:
een vis in water, planten in een pot, een vogel, een olielamp, een
geneeskrachtige plant en een roodbruin lam.
De hongerdoek dateert uit 2009, maar de afbeelding krijgt
bijzonder reliëf, als je hem beschouwt, terwijl je de encycliek Laudato Si’
leest. Hoofdstuk 1 schetst een aantal milieuproblemen, zoals vervuiling en
klimaatveranderingen, water, het verlies van de biodiversiteit, de
achteruitgang van de kwaliteit van menselijk leven en de wereldwijde ongelijkheid.
Zonder veel moeite kunnen deze problemen gekoppeld worden aan de gaven in de
handen van de mensen rechtsonder. Hoofdstuk 2, 3 en 4 geven een kompas om deze
situatie te beoordelen. Hoofdstuk 2 behandelt uitvoerig de schepping in de
Bijbel, te beginnen bij Genesis. De zes dagen van de schepping zijn duidelijk
te herkennen op de boekrol, maar dat geldt ook voor andere bijbelse noties. De
hoofdstukken 3 en 4 gaan over het technocratisch paradigma en de noodzaak van
een integrale ecologie. Het linkervlak laat de gevolgen zien van het
technocratisch paradigma en de noodzaak van een integrale ecologie. Net als de
paus wijst Nwachukwu de techniek niet af, maar hij moet wel goed gebruikt
worden. Zie de groene fabriek rechts.
De laatste twee hoofdstukken gaan over de noodzaak van
politieke veranderingen op macroniveau en van een ecologische bekering en een nieuwe
levensstijl op microniveau. De wereld is ons gemeenschappelijk huis, die we
samen moeten bewonen. De zes wereldbewoners verbeelden dat en de gaven die zij in
hun hand hebben geven evenzovele terreinen aan, waarop wij onze levensstijl
kunnen veranderen: de omgang met water, met landbouwproducten, met dieren en
hun natuurlijke leefomgeving, met fossiele brandstoffen en andere grondstoffen,
met natuurlijke geneesmiddelen en de patenten erop en met de biodiversiteit.
Dat zijn ook terreinen waarop we als individuele gelovigen en als plaatselijke
geloofsgemeenschappen acties kunnen opzetten. Het behoud van het
gemeenschappelijk huis als werk van barmhartigheid vraagt de nodige
uitwerkingen.
Hongerdoek ‘Ik ben omdat wij zijn’
Wat mij in de eerste hongerdoek over de werken van
barmhartigheid intrigeert is het verschil met traditionele verbeeldingen van de
werken van barmhartigheid, zoals we die bijvoorbeeld kennen van de Meester van
Alkmaar. In de schilderijen uit de Middeleeuwen en de Gouden Eeuw worden de
liefdewerken meestentijds uitgevoerd door welgestelden. Er is duidelijk sprake
van een asymmetrische verhouding, die je ook kan duiden als paternalisme. Kijk
dan nog eens naar de doek van Edorh. Het zijn geen blanken, die zorgen voor de
arme krottenwijkbewoners. Er is eerder sprake van zelfhulp. De Afrikaanse
bewoners helpen elkaar. Samen zorgen zij voor ontwikkeling van de wijk.
Die horizontale diaconale verhouding komt ook tot
uitdrukking in de nieuwste hongerdoek van de Nigeriaanse kunstenaar Chidi
Kwubiri. Mensen zijn geen individuen, maar personen in een relatie. ‘Ik ben,
omdat jij bent en jij bent, omdat wij zijn.” Omdat wij mensen allen kinderen
van God zijn, zijn wij gelijkwaardig en staan wij, ondanks al onze verschillen,
in een horizontale relatie met elkaar.
Zo bezien is een vluchteling evenzeer mens als wij die hier
al geruime tijd wonen en mogen ook zij genieten van de schepping.
De hongerdoek van Kwubiri roept ons op in elke relatie recht
te doen aan deze horizontale verhouding. Mt 25 herinnert ons er aan, dat elke
‘minste der Mijnen’ ook waard is om te leven en menswaardig behandeld te
worden. Mensendienst is Godsdienst. Immers: al wat je aan de minsten der mijnen
hebt gedaan, heb je aan Mij gedaan.
Ik speur iets van Gods aanwezigheid in de ontmoeting tussen
de twee mensen op deze hongerdoek in het licht dat tussen hen aanwezig is. En
zo komt echt menszijn aan het licht.
Door de goede werken te doen van het opvangen van
vluchtelingen en de inzet voor het milieu helpen we mee om Gods aarde
bewoonbaar te laten blijven voor alle mensen.
Dijnselburg, 21 april 2017
Jan Maasen