donderdag 18 juni 2015

Stadspelgrimage langs werken van barmhartigheid 2: de inhoud

In mijn vorige blog heb ik de voorbereiding van de stadspelgrimage langs werken van barmhartigheid uit de doeken gedaan, die op 13 juni 2015 in Zoetermeer werd gehouden. Nu geef ik het eigenlijke verslag.

Start stadspelgrimage

Op zaterdagmiddag 13 juni verzamelden zich rond half twee vijftien deelnemers in het nieuwe parochiecentrum, enkelen naar aanleiding van de berichtgeving in de kranten. Zij werden gastvrij onthaald door enige jongeren van M25 Zoetermeer, het diaconale jongerenproject van de parochie. 'M25' verwijst naar hoofdstuk 25 van het Evangelie van Mattheus, waaraan de werken van barmhartigheid zijn ontleend. Die werken kwamen ook naar voren in het openingsgebed van Walther Burgering, ontleend aan het getijdengebed van deze zaterdag. Je kunt het nauwelijks toeval noemen: 13 juni is de feestdag van Antonius van Padua, vooral bekend als patroon van verloren zaken, maar ook van de armen én van helpers in de nood. In de Nicolaaskerk van Zoetermeer staat achter onder het Antoniusbeeld een kistje en de tekst 'Antoniusbusje voor Vincentiuswerk'. In andere kerken heeft het offerblok vaak als opschrift 'St. Antoniusbrood'. Beide verwijzen naar hetzelfde gebruik van een gift voor de armen.


Ton Vermeulen bij het Antoniusbusje

Deze traditie heeft zijn oorsprong in Frankrijk. Op 12 augustus 1890 kon Louise Bouffier uit Toulon de deur van haar winkel niet openen. Ze haalde er een smid bij, maar ook hij kon het slot niet open krijgen. Daarop ging hij naar zijn werkplaats om zwaarder gereedschap te halen. Louise was bang dat hij haar deur zou beschadigen. Daarom beloofde zij de H. Antonius dat ze de armen zou helpen als haar deur ongeschonden bleef. De smid kwam terug met een zware hamer. Maar eerst probeerde hij het nog eens met de sleutel en... de deur ging open. Uit dankbaarheid plaatste Louise een Antoniusbeeld en een offerbusje. Al snel verspreidde dit gebruik zich over West-Europa.

De hongerigen voeden

'De hongerigen voeden' is het eerste werk van barmhartigheid, dat aan de orde komt. Anneke Gouweleeuw is coordinatrice van het uitdeelpunt van de Voedselbank, dat is gevestigd in het parochiecentrum. De Voedselbank in Zoetermeer kent in totaal zes uitdeelpunten. De Voedselbank verstrekt wekelijks 250 pakketten, waarvan 65 in het Centrum. Men krijgt de bulkpakketten van het regionaal uitdeelpunt, die worden aangevuld met (verse) levensmiddelen die Zoetermeer zelf heeft bijeen gebracht. Zo levert een plaatselijke bakker elke week een partij brood: elke avond gaan de onverkochte broden in de vriezer. Op donderdag gaan alle broden dan naar de Voedselbank. En als er eens een week weinig broden zijn overgebleven, bakt hij gewoon wat extra. Ook de inzamelingen in de kerken en de acties bij de supermarkten zijn bestemd voor deze aanvulling.
De pakketten van de Voedselbank zijn nooit bedoeld geweest als rantsoenen, waarvan je een week kunt leven. Ze zijn een steuntje in de rug of een aanvulling op de eigen aankopen. De oorspronkelijke intentie was het tegengaan van verspilling door teveel geproduceerde levensmiddelen ten goede te laten komen aan de armen. Om in aanmerking te komen voor een pakket moet men aan bepaalde eisen voldoen. Zo mag een volwassene niet meer dan 180 euro per maand vrij beschikbaar hebben na betaling van woonlasten, energiekosten, water, zorgkosten, communicatiediensten, gemeentelijke belastingen, waterschapsbelasting, verzekeringen en andere financiële verplichtingen. Voor elke andere volwassene mag 60 euro bijgeteld worden, voor elk kind 50 euro. De hulp is tijdelijk en kan maximaal drie jaar duren. Klanten worden aangeleverd via het maatschappelijk werk, de sociale dienst of andere instanties.

De Heilige Geest en haar nazaten

De Voedselbank is een moderne vorm van 'de hongerigen voeden'. Uitdelingen van voedsel aan de armen kunnen bogen op een lange traditie. In de veertiende eeuw kwamen in onze streken de 'Tafels van de Heilige Geest' op. Het begon kleinschalig met tafels achter in de kerk, waarop gelovigen een deel van hun overvloed konden achterlaten. Na de mis werden die goederen uitgedeeld aan de armen. Aanvankelijk had de pastoor de leiding bij de uitdeling, maar geleidelijk aan kregen de leken een steeds belangrijker rol. Naarmate de steden groeiden en het aantal armen toenam, werd de ruimte achterin de kerk te klein. Er kwamen soms aparte gebouwen voor 'de Heilige Geest' en de armenmeesters of Heilige Geestmeesters kwamen onder toezicht te staan van de stedelijke overheid of de ambachtsheer op het platteland. Over de armenzorg in Zoetermeer-Zegwaart tijdens de Middeleeuwen is niet zoveel bekend. De oudste vermelding van personen die "leven van den Heyligen Geest" dateert uit 1514. Zoetermeer en Zegwaart waren weliswaar twee dorpen (ambachten), maar vormden één parochie en hadden dan ook één gezamenlijk fonds. Na de Reformatie bleven de Heilige Geestmeesters dit fonds besturen met een benoeming van de schout. Wel richtten de Gereformeerden een eigen diaconie op, die de eigen belijdende leden ondersteunde.
De benaming 'Heilige Geestmeesters' raakte halverwege de zeventiende eeuw in onbruik. Het fonds ging verder als Grote of Politieke Armbestuur. Het bezat wat land in de Meerpolder en Zoeterwoude en verpachtte ook enige huisjes. Inkomsten kwamen verder uit deurcollectes met een open schaal, opcenten bij verkopingen en een bedrag bij het verpachten van belastingen. De jaarlijkse inkomsten en uitgaven bedroegen begin 1700 ongeveer 1250 gulden. Het meeste geld werd besteed aan brood, schoenen, turf, af en toe kleding, en kostgeld aan mensen die armen in huis namen. Soms betaalden ze een begrafenis of medicijnen.
In 1759 kwam een einde aan het gezamenlijke armbestuur. Zegwaart had meer inwoners dan Zoetermeer en stond er economisch slechter voor. Toen de ambachtsheer van Zoetermeer in 1756 stierf en een bedrag van 6000 gulden naliet voor alleen de Zoetermeerse armen, was dit aanleiding voor de Zoetermeerse armmeesters om zich los te maken van Zegwaart. Je kon van de Zoetermeerders toch niet verlangen dat ze de armen van Zegwaart zouden steunen "waartoe zij geene de minste relatie hebben"? (Enig geheugenverlies komt soms goed uit.)
Twintig jaar later vond er een nieuwe splitsing plaats. Tot dan had het Grote of Politieke Armbestuur de zorg gehad voor alle inwoners: de gereformeerden, de remonstranten en de katholieken. Alleen de gereformeerde lidmaten konden rekenen op steun van de eigen diaconie, maar dat betrof maar een klein deel van de bevolking. In de achttiende eeuw ging de Nederlandse economie achteruit en kregen veel instellingen voor armenzorg te kampen met tekorten. Een van de oplossingen was het uitsluiten van bepaalde categorieen armen. In heel Nederland zie je in die tijd de tendens dat de armenzorg voor leden van andere kerkgenootschappen dan de gereformeerden (de bevoorrechte godsdienst) meer en meer werd neergelegd bij het betreffende kerkgenootschap. Tegelijk zie je ook, dat deze kerkgenootschappen ook zelf meer wilden doen aan de ondersteuning van de eigen armen om hen ook een gelovige opvoeding te kunnen geven. Dat gold in het bijzonder voor de instellingen, waar armen ook woonden (weeshuizen, oudemannen- en vrouwenhuizen e.d.). Als je als katholiek al werd toegelaten, dan moest je je wel schikken in de protestantse godsdienstoefeningen in het huis. Formeel konden de katholieken in de achttiende eeuw nog geen rechtspersonen oprichten voor de verschillende vormen van armenzorg en daaraan schenkingen doen of legaten. Maar via stromannen en gedoogconstructies zie je in deze tijd katholieke armbesturen en instellingen opkomen. Dat is ook het geval in Zoetermeer. Hoewel niet duidelijk is, of de katholieken hier op eigen benen wilden staan, of dat de anderen van hen af wilden, rond 1780 kwam er een RK Armenkas.

De dorstigen laven

Een van de bepalingen bij de splitsing was, dat de Grote Armen aan de Roomse Armen belastingvrij bier zouden leveren, dat bij de begrafenissen van arme mensen "naar gewoonte wordt gebruikt". Daaraam hebben we niet gedacht bij het tweede liefdeswerk 'de dorstigen laven'. Voor dit werk verplaatsten we ons naar een gangetje tussen de pastorie en het kerkgebouw. In de vloer zit een putdeksel, dat al vijftien jaar muurvast zit maar dat toegang geeft naar een grote waterput, die gedeeltelijk onder het huidige kerkgebouw doorloopt. Deze waterput is indertijd gebouwd naast het oude kerkgebouw om daarin het regenwater op te vangen. In tijden van droogte konden de dorpelingen hier relatief schoon drinkwater putten. Pas in 1928 zou in het dorp een waterleiding worden aangelegd. Tot dan waren de mensen gewoon water uit een put of sloot te gebruiken. Meestal was dat redelijk schoon, hoewel we er nu ziek van zouden worden. Maar waar mensen dicht op elkaar woonden, zoals in de vroegere steegjes bij de Dorpsstraat, werd het zelfreinigend vermogen van het water overbelast. In de negentiende eeuw braken er dan ook geregeld cholera-epidemieen uit. De waterput bij de Nicolaaskerk bracht uitkomst voor de inwoners van Zoetermeer. Zegwaart had ook een dergelijk reservoir.
 

De zieken bezoeken

In het gebouwtje aan de rechterkant (Dorpsstraat 76) was lange tijd het Groene Kruis gevestigd. Het Groene Kruis was een neutrale landelijke vereniging voor wijkverpleging. Naast het verzorgen en verplegen van zieken aan huis en het ter beschikking stellen van hulpmiddelen, hield zij zich bezig met het verbeteren van de hygiënische omstandigheden. Het Groene Kruis werd opgericht in 1900 en kende aanvankelijk vooral afdelingen in Utrecht en Zuid-Holland. De naam 'Groene Kruis' verwees naar de 'huiskleur' van de medische faculteit.
Walther Burgering voor het voormalige Groene Kruisgebouw
 
Naast het Groene Kruis bestonden er in Nederland ook kruisverenigingen op levensbeschouwelijke grondslag, zoals het rooms-katholieke Wit-Gele Kruis en het protestantse Oranje-Groene Kruis. In 1973 fuseerden de kruisverenigingen tot de Nationale Kruisvereniging.
Ton Vermeulen kan zich nog herinneren hoe hij als kind hier het consultatiebureau bezocht. In de jaren veertig moet een Zoetermeerse pastoor nog wel een poging hebben gewaagd om ook een Wit-Gele Kruisafdeling op te richten met een eigen gebouw, maar de Zoetermeerse katholieken schrokken terug voor de kosten en waren tevreden over het Groene Kruis.
Hij maakte ook melding van een aantal artsen in de vorige eeuw, die nog wel eens 'vergaten' een rekening voor armere patienten te schrijven.
 

De naakten kleden

Voor de 'naakten kleden' liepen we vervolgens naar de Plesmanstraat waar sinds enige tijd " 't Schuurtje van Vincentius" is gevestigd. Voor een aantal deelnemers was het de eerste keer, dat zij hier een voet over de drempel zetten. Zij keken hun ogen dan ook uit in deze kringloopwinkel van de Vincentius Vereniging Zoetermeer. Begonnen als een boekenbeurs in 1983 in een garage bij de kerk (het 'Schuurtje'), is het assortiment in de loop der jaren flink gegroeid. Naast de garage werd ook het oude parochiehuis gebruikt. Na enige omzwervingen is 't Schuurtje van Vincentius' nu dan in het huidige pand terecht gekomen. Op de eerste en derde zaterdag van de maand kunnen hier allerlei spullen gekocht worden, zoals handzaam meubilair, lampen, boeken en huishoudelijke artikelen. Op de eerste verdieping is een hele ruimte ingericht als kledingwinkel. Mensen met een kleine beurs (en anderen) kunnen hier voor weinig geld goede tweedehandskleding aanschaffen. De opbrengsten van de winkel worden gebruikt voor goede doelen in Zoetermeer en in de Derde Wereld, waar banden zijn met de Vincentiusvereniging of de parochie. Ook de PCI ontvangt jaarlijks een gift.
 
 
De kledingafdeling in 't Schuurtje van Vincentius
 
De Vincentiusvereniging is in Zoetermeer opgericht op 16 december 1913. Bij die gelegenheid omschreef de landelijke president het doel van de Vincentiusvereniging als "eigenheiliging, zich zelf beter mensch maken en als middel daartoe de beoefening der Christelijke Charitas; en haar werking dat hoofdzakelijk bestaat in het bezoek der armen aan huis." De eerste leden kwamen vooral uit de meer gegoede boeren en middenstanders.
De leden van de Vincentiusvereniging bezochten de armen thuis en bepaalden dan hoeveel hulp ze nodig hadden. Elke week kwamen ze op dinsdagavond bijeen op de pastorie. Die bijeenkomsten hadden een vaste agenda: opening met gebed, geestelijke lezing, notulen van de vorige vergadering, stand van de kas en betaling van de rekeningen. Daarna werden de ondersteunde gezinnen besproken, werd er gecollecteerd onder de aanwezigen en werd de opbrengst uit het Antoniusbusje bekend gemaakt. De bijeenkomsten werden weer afgesloten met gebed.
Decennialang heeft de Vincentiusvereniging zo gefunctioneerd. Met de ontwikkeling van de verzorgingsstaat kwamen er veranderingen. Ze ging zich meer richten op ouderen, het organiseren van een soos, het bezorgen van kerstattenties en vanaf de jaren tachtig zoals hierboven vermeld het runnen van de kringloopwinkel. Anno 2015 heeft de Vincentiusvereniging Zoetermeer bijna 80 leden. Een deel doet het bezoekwerk aan ouderen van 75 jaar en ouder, het grootste deel is op een of andere manier betrokken bij 't Schuurtje. Wat 'de naakten kleden ' betreft kan hier nog genoemd worden, dat in het verleden de Vincentiusvereniging ook geregeld een beroep deed op de Naaikrans van de parochie. Die had als taak de kerkelijke paramenten te verzorgen, maar maakte tot haar opheffing in 1959 op verzoek ook kleding en ondergoed, als de Vincentiusvereniging deze niet in vooraad had.
 

De gevangenen bezoeken

Zoetermeer kent sinds 1995 een Penitentiaire Inrichting. Het is deels een Huis van Bewaring en deels een Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD). Aanvankelijk was het de bedoeling om langs de PI te lopen, maar omdat de ontvangst bij de Vincentiusvereniging langer duurde dan gepland en er weinig vanaf de buitenkant te zien is aan een gevangenis, liepen we direct terug naar de Dorpsstraat.
Het gebouw waar nu de Zoetelaar is gevestigd (nr. 99) was vroeger de Christelijke School. Kort na de bevrijding heeft dit gebouw ruim een maand als gevangenis gefunctioneerd. De Binnenlandse Strijdkrachten pakten toen alle NSB-ers, collaborateurs en anderen die de Duitsers gewillig waren geweest op. Daarbij speelden ook persoonlijke afrekeningen mee. Vijftig mannen en vijftien vrouwen werden hier vastgezet. Voor het nu verdwenen schoolhek speelden zich hartverscheurende taferelen af, als kinderen een glimp van hun ouders wilden opvangen en werden weggejaagd. De gevangenen mochten geen bezoek of brieven ontvangen. Alleen op donderdag kon de vuile was worden opgehaald en op vrijdag de schone was afgeleverd. Eind juni 1945 gingen alle gevangenen naar kampen in Duindorp, de Harskamp, Westerbork en Castricum. Later volgden processen, 22 mensen verloren hun Nederlanderschap. Anderen werden vrijgesproken. Vol wrok kwamen zij terug of ze wilden Zoetermeer nooit meer zien.
 

De vreemdelingen herbergen

Voordat de A12 werd aangelegd ging alle verkeer van Den Haag naar Gouda en Utrecht over de Dorpsstraat. Bij de Oude Kerk kruisde die de doorgaande weg van Leiden naar Rotterdam. Geen wonder, dat langs de Dorpsstraat minstens vijf herbergen gevestigd waren, sommige met kolfbaan. Zo stond op de plaats van het nieuwe parochiecentrum vroeger de Rode of Gouden Leeuw. Bij deze gelegenheden kon men de paarden wisselen, eten en drinken. Bij sommige kon men zelfs overnachten.
In de 17e tot 19e eeuw kwamen zomers in deze streken ook Duitse seizoenarbeiders. Ze werden 'hannekemaaiers' genoemd, omdat ze haast allemaal Hannes of Johannes leken te heten en hier kwamen om gras te maaien of om veen te baggeren. Een andere benaming was 'poepen', omdat zij elkaar vaak met 'Bube', maat, aanspraken.
 

De doden begraven

 
Bij het graf van zuster Mulder
 
De stadspelgrimage eindigde bij de katholieke begraafplaats achter de Nicolaaskerk. Daar ligt ook Hendrika Mulder begraven, bij veel Zoetermeerders beter bekend als 'zuster Mulder'. Lange tijd was zij vrijwel de enige vroedvrouw in Zoetermeer. Bijna vijftig jaar lang, vanaf 1923, stond zij duizenden moeders en baby's bij. "Ze was de schrik van alle mannen," aldus Ton Vermeulen. "Alles wat voor haar belangrijk was, waren vrouwen en kinderen. Ze hield de mannen waar nodig op afstand."
Zuster Mulder overleed in 2000, ruim 102 jaar oud en ligt bij toeval begraven in hetzelfde graf als haar moeder. De foto rechtsboven op het affiche aan het begin van dit blog toont zuster Mulder rond 1950, terwijl zij haar moeder verzorgt. Op de achtergrond staat een beeld van het H. Hart, symbool van liefde en barmhartigheid.
 

Afsluiting

Het voorbeeld van Zoetermeer laat zien, dat een stadspelgrimage ook kan worden georganiseerd in een meer dorpse context op voorwaarde dat de nodige historische verhalen vallen te vertellen. Een stadspelgrimage biedt ook een participatiestructuur waardoor de deelnemers in contact kunnen komen met werelden die ze niet zo kennen. Dat gold ook in Zoetermeer. Een aantal deelnemers had de verhalen van vrijwilligers van de Voedselbank en de Vincentiusvereniging nooit eerder uit eerste hand gehoord. De tocht hielp hen letterlijk over de drempel. Het lopen van de ene plek naar de andere bood ook de gelegenheid om onderling ervaringen uit te wisselen. En bijna iedereen merkte op, dat men zaken over Zoetermeer gehoord en gezien had die men voordien niet had geweten. "Je gaat met andere ogen naar je eigen stad kijken."
 

Bronnen

 
Ronald Grootveld, Armenzorg in Zoetermeer-Zegwaart in de 18e eeuw, in: 't Seghen Waert, Jg. 32, nr. 4, november 2013, p. 2-13
 
Ton Vermeulen, 100 jaar Sint Vincentiusvereniging, in: 't Seghen Waert, Jg. 32, nr. 4, november 2013, p. 14 -32
 
Ton Vermeulen, Barmhartigheid in beide dorpen. In: AD vrijdag 12 juni 2015

Geen opmerkingen:

Een reactie posten