“Mijn eigen pelgrimservaringen
gaan een heel eind terug,” zo steekt Ten Berge van wal. “Toen ik tien was, werd ik op
een vakantiereis naar Frankrijk meegenomen naar diverse bedevaartoorden, zoals
het heiligdom van Onze Lieve Vrouw in Beauraing, het geboortehuis van Jeanne
d’Arc in Domrémy en de schrijn van de heilige Pastoor van Ars. Mijn tantes
vertelden mij hoe pelgrims vroeger lopend naar zulke plaatsen op weg gingen. Dat
maakte diepe indruk. Toen we dan ook op onze eindbestemming aankwamen aan de
voet van de Franse Alpen, pakte ik een stok en zei: ‘Ik ga lopen. Ik ben een
pelgrim.’”
Uit zijn middelbare
schooltijd bij de paters Augustijnen in Haarlem kan hij zich nog herinneren, hoe
zij in de Luilaknacht (zaterdag voor Pinksteren) een voet- en fietstocht naar
het pelgrimsoord van Willibrord en Maria in Heiloo organiseerden. Evenals in
Frankrijk lag ook hier een krans van cafétjes rond het heiligdom, waar de
kerkgangers zich na de viering verzamelden. Ten Berge: “Ik voelde me al heel
jong deel van een communitas.” Communitas is het begrip, dat in veel pelgrimsonderzoek
wordt gebruikt om de alternatieve gemeenschap aan te duiden, waarin een pelgrim
tijdens zijn tocht verblijft. In die gemeenschap vallen veel maatschappelijke
verschillen tijdelijk weg en spelen andere waarden een rol. Mensen genieten
weer van eenvoudige zaken en echte ontmoetingen. Dat was ook zijn eigen
ervaring, toen hij in 2005 tijdens een sabbatverlof naar Santiago de Compostela
fietste. Deels als sponsortocht voor een aantal projecten in Bethlehem, deels om
even afstand te nemen van het dagelijkse leven en nieuw perspectief te vinden.
De paradox van de bestemming
en de weg
Op de vraag wie nu een
pelgrim is, antwoordt Ten Berge: “iemand die een reis maakt naar een plaats
waaraan om religieuze en historische redenen een bijzondere waarde wordt
toegekend en waarbij de weg en de ontmoetingen op die weg een eigen meerwaarde
hebben.” Dat is een omschrijving, die goed aansluit bij de moderne pelgrim, die
niet per se religieus is en zoekt naar de comfortzone van spiritualiteit en
persoonlijke ontwikkeling. Voor de traditionele pelgrim was het gebeuren op de
heilige plaats het onbetwiste hoogtepunt. Peter Schmidt heeft er in zijn
Oecumenelezing 2015 op gewezen, dat de paradox van de bestemming en de weg
eigen is aan elke pelgrimage. (zie ook een eerdere blog).
Ten Berge ervoer die paradox
ook op zijn pelgrimstocht naar Santiago. “Toen ik onderweg naar Santiago in
Vezelay aankwam en de kathedraal op de berg zag, had ik een openbaringsgevoel:
de stad op de berg, het Nieuwe Jeruzalem. ‘Santiago, je kan me niet ver genoeg
zijn.’ Dat heeft te maken met de beleving van eeuwigheid in het menselijk
bestaan.
Maar het hoogtepunt voor mij
was Rabanal, wat lager gelegen dan het Cruz de Ferro. Hier staat een klein
klooster, in 1999 heropend door benedictijnen van Monte Irago. Als je bij deze
missionaire monniken wilt overnachten, is de enige plicht dat je daar drie
dagen verblijft. Je moet niet te snel gaan. Daar beleefde ik een doorbraak. Ik voelde me bevrijd en vervuld. Eigenlijk
hoefde ik niet meer naar Santiago.” Hij is overigens wel verder gereden.
Ambivalente traditie
De christelijke traditie
staat dubbel tegenover pelgrimeren. In de Bijbel komen we geen oproepen tegen
tot pelgrimeren. Er zijn wel pelgrimspsalmen, maar volgens Grol weten we maar
weinig over het ontstaan en het gebruik ervan. Er wordt wel gezegd, dat Jezus
ook een pelgrim was, maar het woord pelgrimage wordt nauwelijks of niet
gebruikt. Als in de eerste eeuwen over pelgrimstocht wordt gesproken, is dat
meer in overdrachtelijke zin. De vroege kerkvaders Origenes en Eusebius van
Caesarea leefden in Palestina, maar hadden geen belangstelling voor het fysieke
Jeruzalem. Hun belangstelling ging uit naar het ‘Hemelse Jeruzalem’. Pas toen
het christendom Romeinse staatsgodsdienst werd, werden de christelijke heilige
plaatsen opgewaardeerd en kwamen pelgrimages in aanzien.
Enkele eeuwen na de
verovering van het Heilige Land in 637, kwamen op verzoek van de keizer van
Byzantium de kruistochten op gang. Het waren, zeker in het begin, een soort van
‘gewapende pelgrimages’ van de Westerse christenen, om ‘hun’ heilige plaatsen
terug te veroveren.
Luther en Calvijn kwamen in
verzet tegen het doen van goede werken om de genade van God af te dwingen. God
laat zich niet bidden, zeker niet via een pelgrimstocht. De katholieke kerk
bleef bedevaartoorden erkennen, aanbevelen en soms ontraden. Pelgrimages werden
nooit verplicht, het zijn ‘volksdevoties’.
Twee wegen
Ten Berge heeft net de tekst
voor een nieuw boek klaar, ‘Kom en zie!’, over pelgrims met een boodschap in
het Heilig Land. Daarin werkt hij het
dubbele karakter van de pelgrimstocht verder uit aan de hand van enkele
gedachten van Dorothee Solle. In ‘Mystiek en verzet’ onderscheidde deze
theologe twee wegen om mystiek verlangen en verzet tegen onrecht met elkaar te
verbinden. Je kan het geheim van God via twee wegen benaderen. Je kan God zien
via een ontmoeting met het goede, het schone en het ware (Augustinus). Maar je
moet ook open staan voor de duistere kant van het leven, het negatieve. Je kan
ook sprakeloos worden door afgrijzen of weerzin. Ten Berge: “De moderne pelgrim
is alleen op zoek naar positieve belevingen, piekervaringen, een glimp van de
eeuwigheid. Dat was bij mij in 2005 ook zo. Maar de confrontatie met lijden kan
ook leiden tot compassie en doen van gerechtigheid. Beide wegen moeten samen
kunnen komen in een pelgrimage. Als je het ene afsluit voor het andere, verlies
je iets.”
Pelgrims met een boodschap
In de laatste jaren is Gied
ten Berge actief betrokken bij de ontwikkeling van ‘Kom en zie!’ pelgrimages
naar het Heilig Land. Zij zijn een antwoord op de uitnodiging die Palestijnse
christenen in 2009 hebben gedaan in het Kairos document: “Om onze werkelijkheid
te verstaan, zeggen we tegen de kerken: ‘Kom en zie!’ Wij zullen ons aandeel
leveren om jullie de waarheid van onze harde werkelijkheid te laten zien. We
zullen jullie ontvangen als pelgrims die naar ons toe komen om te bidden en een
boodschap van vrede, liefde en verzoening te brengen. Jullie zullen de feiten
leren kennen van dit land en de bewoners, zowel de Palestijnen als de
Israeli’s.”
Zo’n reis voert niet alleen
langs heilige plekken uit de Schriften, maar ook langs onheilige plaatsen. Ten
Berge: “Een ‘Kom en zie!’ reis gaat bijvoorbeeld naar Hebron, naar het graf van
de Aartsvaders, waar ook precieze uitleg volgt hoe joodse kolonisten vandaag
met steun van het leger het centrum stap voor stap aan het annexeren zijn. Of
de pelgrims worden mee genomen naar Jericho. Hier vielen in een voorhistorisch
verleden niet alleen ‘de muren’ zonder slag of stoot, er is óók een kabelbaan
naar een berg met een indrukwekkend uitkijkpunt. Volgens de overlevering werd
Jezus hier door de duivel drie maal op de proef gesteld. Een uitgelezen plaats
voor pelgrims met een missie.” Het is
niet alleen een politieke reis. Elke avond is er ook tijd voor bezinning en op
diverse heilige plaatsen wordt deel genomen aan een viering, b.v. in de
Annunciatiekerk in Nazareth en aan het Meer van Galilea.
Ook op onheilige plaatsen: viering in Cremisan
Het grootste deel van Ten
Berge’s boek beschrijft de ervaringen van de deelnemers aan een ‘Kom en zie!'
reis in oktober 2013. “De reis heeft veel indruk gemaakt op de deelnemers. Een
van hen was een missionaris met jarenlange ervaring in Libanon, die een stellig
wantrouwen had tegen Israël. Hij kwam te praten met een Israëliër, die lid is
van een groep die het stilzwijgen wil doorbreken. In dat gesprek brak zijn
vijandsbeeld. Mensen zweefden na thuiskomst nog een tijd rond. Ze wisten niet
waar ze het zoeken moesten. Ze zeiden: ‘Ik was niet geland. Ik moest er met
iedereen over praten. Ze begrepen het niet.’”
Is dat niet kenmerkend voor
elke authentieke pelgrimservaring?